Een bijzonder oorlogsverhaal uit Groenekan

De archiefgroep ontving eind februari mail uit Guatemala!
“Vanuit mijn woonplaats Guatemala, waar ik alweer ruim zestien jaar woonachtig ben, doe ik onderzoek naar mijn familie. Het doel is om een boek te schrijven over de belevenissen van mijn grootvader, die opgroeide in Groenekan. Zijn gezin bestond uit Adrianus de Bruin (1894), Petertje van den Brink (1896), Adrianus de Bruin (1923, mijn opa) en Willy de Bruin (1926, later Tieland). Ze woonden aan de Koningin Wilhelminaweg, ik meen op nummer 485. Als ik het goed begrijp heette deze weg eerder de Utrechtseweg.”
W.g. Jacco de Bruin

De auteur vertelde in een volgend bericht een bijzonder verhaal:

Een Duitse soldaat komt bij de kleermaker in Groenekan

“Mijn opa vertelde me over de jonge Duitse soldaat die op een dag thuis in Groenekan langs kwam om zijn broek te laten repareren door mijn overgrootvader, die kleermaker was. Vanwege de nabijheid van Fort Blauwkapel, waar Duitse soldaten gelegerd waren, ging men voor kapotte broeken en andere kledingstukken geregeld naar kleermaker De Bruin, even verderop aan de Utrechtseweg in Groenekan. Terwijl de soldaten in hun onderbroek zaten te wachten, ontstonden er regelmatig gesprekken met mijn opa en zijn moeder, mijn overgrootmoeder. Zo was er eens een jonge Duitser, rond de zeventien jaar oud, die vertelde hoe erg hij zijn moeder in Duitsland miste en hij helemaal niet wilde vechten in Nederland. Mijn overgrootmoeder en opa boden hem een luisterend oor en toen zijn broek weer heel was ging hij lopend terug naar de kazerne. Toen de jongen al een eind op weg was kwam mijn opa er achter dat hij zijn geweer in de gang had laten staan, want geweren mochten van moeder nooit mee naar binnen. Vlug holde mijn opa naar buiten en haalde de jonge Duitser uiteindelijk in. De soldaat ging direct mee terug en barstte vervolgens in de gang in huilen uit. Snikkend vertelde hij dat hij zwaar gestraft zou zijn als hij zich zonder geweer in de kazerne had gemeld.”

“Uit zo´n anecdote kun je een heleboel opmaken natuurlijk. Deels natuurlijk compassie, mijn overgrootmoeder als moederfiguur voor ontheemde Duitse jongens, die tegen wil en dank in Fort Blauwkapel zaten, maar ook het feit dat ze regelmatig Duitsers over de vloer hadden. Werd dat niet vreemd gevonden door de buren?”