De Koos Kolenbrander Beeldbank is nu klaar!

Op woensdag 12 juni hebben de vrijwilligers van de beeldbank van de Historische Vereniging Maartensdijk een klein feestje gevierd met drie geschiedschrijvers van de voormalige gemeente Maartensdijk: Koos Kolenbrander, Hans Stevens en Theo Schouten. Aanleiding was de afsluiting van het project ‘Koos Kolenbrander Beeldbank’.
Koos Kolenbrander schreef zeshonderdachtentachtig artikelen over Oud Maartensdijk. Gepubliceerd in de Stichtse Post (24), de Biltse en Bilthovense Courant (112) en de Vierklank (544). De eerste artikelen nog samen met de beroemdste kapper van Maartensdijk, Hans Stevens. Daarna ging Koos solo. Het hele oeuvre van Koos Kolenbrander bevat nog wel wat meer artikelen, maar die gaan over de Bilt en andere onderwerpen.

vlnr Hans Stevens, Theo Schouten, Koos Kolenbrander


Al die artikelen staan nu op de beeldbank van de Historische Vereniging Maartensdijk. De vrijwilligers van de beeldbank hebben er drie-en-een-half jaar over gedaan om de artikelen en de foto’s in hun originele vorm te scannen, digitaal leesbaar te maken, in de beeldbank te plaatsen en van een korte omschrijving te voorzien.
Koos heeft er ruim 25 jaar over gedaan. Geen computer, geen kunstmatige intelligentie, maar alles voortkomend uit de volstrekt natuurlijke intelligentie van Koos. En uit zijn werklust. Want verreweg de meeste artikelen zijn gebaseerd op interviews en gesprekken met Maartensdijkse, Westbroekse, Groenekanse en Radingse inwoners. Duizenden gesprekken en zoektochten naar foto’s.

Het resultaat is een volstrekt verantwoorde beschrijving van de geschiedenis van onze oude gemeente. Met de nadruk op de vorige eeuw. En – heel belangrijk – met de nadruk op het leven van gewone mensen.
Koos schreef natuurlijk ook over de grote historische onderwerpen, zoals de ontginning van onze streek. Ook de tweede wereldoorlog was nooit ver weg. Maar het leven van boeren, postbodes, kappers, winkeliers en handwerkslieden had toch zijn grote voorkeur.
Gelukkig schreef hij zonder sentimentaliteit en zonder te romantiseren. Ook de armoede en de tegenslagen werden beschreven. Het zijn verhalen uit het échte leven in Oud Maartensdijk.

Tot slot
Het volgende project van de beeldbankvrijwilligers wordt de digitalisering van enkele duizenden foto’s uit de ansichtkaartenverzameling van de voormalige postbode Theo Schouten. Theo is in de eerste plaats verzamelaar. Zijn verhalen vertelt hij heel smakelijk in museum Vredegoed, dat ontstaan is op basis van zijn uitgebreide verzameling voorwerpen uit onze streek.

St Maerten nummer 66 is uit

Sint Maerten nummer 66, het tijdschrift van de Historische Vereniging Maartensdijk is uit en ligt zowel in de bus van de abonnees als in de schappen van de gebruikelijk verkoopadressen.

In nummer 66 besteden we natuurlijk aandacht aan het ons ontvallen van Tonneke Wilmink, ons bevlogen redactielid uit Groenekan. Dat betekent dat dit nummer met minder redactieleden gemaakt is dan gewoonlijk. U treft in dit nummer een dringende oproep aan voor nieuwe redactieleden.

Lees meer … over dit nummer.

St Maerten moet blijven!

Wat doen redactieleden zoal?
Redactieleden denken mee over de inhoud van het tijdschrift. Ze beoordelen of artikelen in St Maerten thuishoren. Verder denken ze mee over de stijl en de opmaak van ons blad.
Redactieleden overleggen met auteurs over hun bijdrage. Soms vragen ze potentiële auteurs om een bijdrage.
Ze beoordelen ingeleverde conceptartikelen op feiten, stijl en teksten. Ze leveren suggesties voor verbetering aan.
Wat vragen we van een redactielid?
We vragen vooral interesse en een goede beheersing van de Nederlandse taal. Het is belangrijk dat een redactielid goed overweg kan met een tekstverwerkingsprogramma (bij voorkeur Word) en basale functies als email en zoeken op internet.
Kennis van de lokale geschiedenis (we missen vooral Groenekan) is natuurlijk een pré, maar het is niet absoluut noodzakelijk. We zijn extra blij met een redactielid met vaardigheid in fotobewerking.
Het tijdsbeslag van het redactielidmaatschap bestaat uit maximaal vier redactievergaderingen per jaar en thuiswerk in de aanloop naar een nieuw nummer. In de maanden april en november kan dat oplopen tot een paar uur per week.
Hoe wordt u redactielid?
Bel eens met een van onderstaande redactieleden en vraag alles wat u wilt weten. U kunt ook vrijblijvend aansluiten bij een redactievergadering. Als het gesprek bevalt, maken we een afspraak om nader kennis te maken. Daarna besluiten we samen met u.
Antonie van Harteveld, 06-28826339
Geert Boorsma, 06-52603301
Jan Maasen, 06-22274054
Karien Scholten, 06-20488552
Loes Meijer (opmaak)

Een bijzonder oorlogsverhaal uit Groenekan

De archiefgroep ontving eind februari mail uit Guatemala!
“Vanuit mijn woonplaats Guatemala, waar ik alweer ruim zestien jaar woonachtig ben, doe ik onderzoek naar mijn familie. Het doel is om een boek te schrijven over de belevenissen van mijn grootvader, die opgroeide in Groenekan. Zijn gezin bestond uit Adrianus de Bruin (1894), Petertje van den Brink (1896), Adrianus de Bruin (1923, mijn opa) en Willy de Bruin (1926, later Tieland). Ze woonden aan de Koningin Wilhelminaweg, ik meen op nummer 485. Als ik het goed begrijp heette deze weg eerder de Utrechtseweg.”
W.g. Jacco de Bruin

De auteur vertelde in een volgend bericht een bijzonder verhaal:

Een Duitse soldaat komt bij de kleermaker in Groenekan

“Mijn opa vertelde me over de jonge Duitse soldaat die op een dag thuis in Groenekan langs kwam om zijn broek te laten repareren door mijn overgrootvader, die kleermaker was. Vanwege de nabijheid van Fort Blauwkapel, waar Duitse soldaten gelegerd waren, ging men voor kapotte broeken en andere kledingstukken geregeld naar kleermaker De Bruin, even verderop aan de Utrechtseweg in Groenekan. Terwijl de soldaten in hun onderbroek zaten te wachten, ontstonden er regelmatig gesprekken met mijn opa en zijn moeder, mijn overgrootmoeder. Zo was er eens een jonge Duitser, rond de zeventien jaar oud, die vertelde hoe erg hij zijn moeder in Duitsland miste en hij helemaal niet wilde vechten in Nederland. Mijn overgrootmoeder en opa boden hem een luisterend oor en toen zijn broek weer heel was ging hij lopend terug naar de kazerne. Toen de jongen al een eind op weg was kwam mijn opa er achter dat hij zijn geweer in de gang had laten staan, want geweren mochten van moeder nooit mee naar binnen. Vlug holde mijn opa naar buiten en haalde de jonge Duitser uiteindelijk in. De soldaat ging direct mee terug en barstte vervolgens in de gang in huilen uit. Snikkend vertelde hij dat hij zwaar gestraft zou zijn als hij zich zonder geweer in de kazerne had gemeld.”

“Uit zo´n anecdote kun je een heleboel opmaken natuurlijk. Deels natuurlijk compassie, mijn overgrootmoeder als moederfiguur voor ontheemde Duitse jongens, die tegen wil en dank in Fort Blauwkapel zaten, maar ook het feit dat ze regelmatig Duitsers over de vloer hadden. Werd dat niet vreemd gevonden door de buren?”